afl. 1 afl. 2 afl. 3 afl. 4 afl. 5 afl. 6 afl. 7 afl. 8 afl. 9 afl. 10
afl.  afl.  afl.  afl.  afl.  afl.  afl.  afl.  afl.  afl. 

 

DE BELEVENISSEN VAN WAMMES

Klik om het *.wav-bestandje te downloaden en af te spelen. [ Heb je de windows mediaplayer geïnstalleerd? 
Klik dan op Wammes hierlinks om z'n mooie zang te horen ]

Wammes

(Aflevering 1)

De verhuizing.

Ergens in Nederland staat een kanariehuis. Daar wonen kanaries, da’s logisch, niet waar? Nu denken jullie natuurlijk: "Een kanarie is een geel vogeltje". Fout! Ja…er zijn wel gele kanaries, maar alleen geel is wel supersaai…toch? Veronderstel, dat wij allemaal dezelfde kleren dragen. Daar vinden jullie vast en zeker niks aan! Gelukkig bestaan er ook kanaries met een rood, wit, blauw, groen of zelfs bruin verenpak.

In dat kanariehuis was het nog niet zo lang geleden een drukte van belang. De kanaries wipten opgewonden van de ene stok naar de andere. Ze voelden dat er vandaag iets ging gebeuren. Ze floten dat het een lieve lust was (wisten jullie trouwens, dat alleen mannetjeskanaries kunnen fluiten?) en vroegen aan elkaar: "Weten jullie het al? Wie gaat er vandaag verhuizen?"

Ze hadden allemaal die grote rare vogel zonder vleugeltjes voor hun huisdeur zien staan. Hij komt anders ’s morgens alleen schoon water en vers eten brengen, maar vanmorgen bleef hij wat langer kijken. En iedere kanarie kreeg plezierig kippenvel, omdat hij dacht dat juist hij ging verhuizen.

Eindelijk had de vogelmeneer zijn keuze gemaakt. Hij knikte, opende de deur en stapte de kamer binnen. Oef… toen de kanaries dát zagen, wisten ze, dat er iets griezeligs ging gebeuren.

Op één van de zitstokjes zat een gele kanarie met een witte staart een beetje angstig te kijken. Zijn hartje ging als een razende tekeer. Zou jij… zou hij…? Plotseling vloog hij van zijn stok en probeerde te ontsnappen. Helaas… mislukt!

Vastberaden, maar toch héél voorzichtig sloot een grote hand zich om het kleine trillend lijfje van de bange vogel. De vogelmeneer aaide hem geruststellend over zijn kopje en bromde: "Rustig maar, klein ding. Ik doe je geen pijn, hoor. Ik wéét dat dit even vervelend voor je is. Kom… het is tijd om weg te gaan. Je bent nu groot genoeg om in je eigen huisje te gaan wonen".

 

De kanarie piepte nog snel een groet naar de achterblijvers en weg was hij.

Hij werd in een verhuisdoosje gestopt en dat was best eng. De vogel dacht verdrietig: "Moet ik hier voor altijd blijven? Hoe moet ik dan eten en drinken? O… was ik maar weer thuis! Weet je wat? Ik blijf héél stil zitten. Dan kan er niks gebeuren".

Een hele poos later voelde de kanarie, dat de deksel van zijn verhuisdoosje werd gehaald. Wat was hij opgelucht, toen hij zag, dat hij uit dat ding kon wippen! Hij keek eens verwonderd om zich heen en zei bij zichzelf: "Wauw! Waar ben ik nóu terechtgekomen! Wat een mooi huis! Zou ik daar in gaan wonen? Dáár wil ik wel blijven!".

De kanarie ging voorzichtig op onderzoek uit en was heel blij, toen hij een waterbakje ontdekte, want hij had een ontzettende dorst. Even later vond hij ook een voerbakje. Hij nam tevreden een hapje eten. Dat was goed voor zijn buikje, want hij was een beetje misselijk van angst geweest.

Toen hij lekker gegeten en gedronken had, ging hij tevreden op een stokje zitten. Plotseling ontdekte de kleine vogel een mevrouw, die voor de deur van zijn nieuwe woning zat. De dame keek vriendelijk naar de kanarie en een beetje verlegen begon die kleine voorzichtig te fluiten om haar te begroeten.

Ze begon te lachen en zei: "Welkom, kleine man! Fluit jij maar, hoor! Ik vind het fijn dat je bij me bent en ik zal goed voor je zorgen. Alleen…je moet nog wél een naam hebben. Even denken…ja…ik weet het al!".

En zij noemde hem Wammes.

( wordt vervolgd )

[ Rie Kana ]

 

 

(Aflevering 2)

Ziek deel 1

In de eerste aflevering heb ik je verteld hoe Wammes, de gele kanarie met zijn witte staart, zijn speelkameraadjes alleen moest laten. Hij ging in een eigen huisje wonen en de dame, die voor zijn huisdeur zat en vriendelijk naar hem lachte, gaf hem de naam Wammes.
En tóen vergat ik helemaal te vertellen, dat die mevrouw natuurlijk óók een naam heeft! Niet zo slim en ik sta mooi voor joker! Dat foutje ga ik direct herstellen. 

Duif met olijftak

Die mevrouw heet Olivia en haar naam heeft iets met een olijftak te maken. Misschien heb je wel eens een plaatje gezien van een duif met een olijftak in zijn snavel. Nou…en een olijftak is een teken van vrede. Wauw! Je zult maar zo’n naam hebben (moet je dan altijd braaf zijn? Nee, hè?)!

Aan het eind van de dag voelde Wammes zich behoorlijk moe. Het afscheid van zijn makkertjes was best verdrietig en Wammes miste ze nu al. Ja… er biggelden zelfs stiekem wat traantjes over zijn wangen. Toen het buiten donker werd, besloot de kleine vogel een plekje om te slapen op te zoeken. Wammes had al een paar keer flink gegaapt en hij voelde zijn oogjes héél klein worden. Tjonge, jonge, wat had hij een slaap, zeg! Olivia zou het toch niet erg vinden als hij naar bed ging? Maar waar…oh…waar?
Plotseling zag Wammes Olivia vlakbij hem in een stoel zitten. Hij begon al wat aan haar te wennen, want Olivia praatte heel vriendelijk tegen hem. Omdat Wammes het toch een beetje griezelig vond om alleen in een vreemd huis te slapen, vond hij het een veilig idee dat Olivia dicht in de buurt was. Zij zou goed op hem passen, dat wist Wammes zeker.

Hè, hè…Wammes had eindelijk een heerlijk slaapstekkie gevonden. Hij ging gemakkelijk op één pootje zitten en stopte tevreden zijn kopje tussen zijn veren. Welterusten, kleine man! 
De volgende morgen werd Wammes met een raar gevoel in zijn maag wakker. Hij had het warm en voelde zich eigenlijk niet direct topfit. Er zat een rare kriebel in zijn neusje en toen hij per ongeluk in de lamp keek, die Olivia aangestoken had, begon Wammes prompt te niezen. En nóg een keer…en nóg een keer! Olivia hoorde dit en kwam geschrokken naar hem toe. 
“Wammes, wat is er, wat hèb je? Nee toch… je bent toch niet verkouden? Heb je soms kou gevat toen je naar mij kwam?”, riep ze ongerust.

de wind

Weet je waarom Olivia zo geschrokken was? Een kanarie is een hele makkelijke vogel, die niet van alles en nog wat hoeft te hebben. Het is een vogeltje, dat snel tevreden is en niet zeurt. Op één ding moet je goed letten: een kanarie kan niet tegen de wind. Als hij de wind over zijn ruggetje voelt gaan, wordt hij geheid verkouden. Dat is natuurlijk vervelend, want dan is een kanarie heel erg ziek. 
Nou ja… Olivia wist dit ook en de koude rillingen liepen over haar rug. Ze keek weer naar Wammes, die nog maar eens een keertje nieste. En ja, hoor… Olivia zag het goed: Wammes had een vieze neus! Je zegt nu vast en zeker: “Ha, ha… een kanarie hééft helemaal geen neus!” Dát is een vergissing! Alhoewel… een klein beetje dan. Het is inderdaad geen neus zoals wij hebben. Er zitten eigenlijk twee neusgaten bovenop zijn snaveltje. Wij noemen dat voor het gemak: zijn neus.
Je begrijpt wel, dat Wammes zijn snaveltje niet aan een zakdoekje kan afvegen. En zijn neusje snuiten is er ook niet bij. Daarom verzint Wammes gewoon iets anders. In zijn kooi heeft Wammes een paar stokjes waarop hij graag zit. Zo hoeft hij niet op de grond te blijven. Ik denk, dat jij het ook niet fijn vindt als je geen stoel hebt om op te zitten. De grond is zo hard, hè? Goed…Wammes haalt razendsnel zijn snaveltje over een stokje en maakt zo de hele boel schoon. Eigenlijk veegt Wammes dus zijn vieze neus aan zijn stoel af. De smeerpoets! Maar ja, je moet toch wát als je geen zakdoek hebt!

Olivia liep zenuwachtig voor de kooi heen en weer. Ze wist niet wat ze moest doen: de vogeldokter opbellen of nog even wachten. Misschien ging het wel vanzelf over. Dat gebeurt bij de mensen tenslotte ook.

TRINGGGG!!! Telefoon!!!

Maar toen Olivia merkte, dat Wammes het een beetje benauwd kreeg en begon te hoesten, aarzelde ze niet langer. Ze belde snel naar de kanariedokter en vertelde hem over Wammes. Toen ze haar verhaal gedaan had, bleef het stil aan de andere kant van de lijn. 
“Dokter, Wammes wordt toch wel weer beter?”, riep ze angstig, “Dókter, zég dan toch iets!”.

(wordt vervolgd!)

[ Rie Kana ]

 

 

(Aflevering 3)

Ziek deel 2

“Dokter, Wammes wordt toch wel weer beter? Dókter, zég dan toch iets!”.
Met deze angstige vraag eindigde de vorige aflevering. Hoe zou het nu verder gaan? 
Ik ga het jullie snel vertellen.

De dokter kuchte eens en bromde toen:
“Weet je wat? Ik kom straks bij hem kijken. Dan kan ik pas zeggen of Wammes beter wordt”.
Tjonge, jonge…dát werd even spannend! Olivia werd steeds banger en beet bijna de nagels van haar vingers. En Wammes? Die hoestte, proestte en kuchte dat het een lieve lust was.

Hè, hè…eindelijk! De bel klingelde zijn vrolijk melodietje en vertelde daarmee dat de dokter er was.

“Kom gauw, dokter!”, riep Olivia en trippelde voor hem uit naar het huisje van Wammes. Deze hield van schrik zijn adem in, toen hij die vreemde vogelmeneer op twee benen zag. Hij deed  Wammes namelijk denken aan zijn angstig verhuisavontuur van de vorige dag.

En ja, hoor…Olivia deed de deur van zijn huisje open en wéér sloot een grote hand zich voorzichtig om het kleine trillend lijfje van de zieke vogel. Maar hiermee was het leed nog niet geleden. De dokter had een apparaat uit zijn zak gehaald, waarmee hij naar de longetjes van Wammes kon luisteren. Hij stopte in elk oor een slangetje, die aan het andere eind vastzaten aan een plat ding met een handvat, dat verdacht veel op een cd-tje leek. Wij weten natuurlijk, dat zo’n ding een stethoscoop heet (hallo, dá’s een moeilijk woord!), maar Wammes had daar nog nooit van gehoord.
De dokter drukte dat schijfje tegen het buikje van Wammes. Brrr . . . wat was dat koud!!!! Gelukkig duurde dat gedoe niet lang en Wammes kon al snel op zijn eigen stokje van dit enge avontuur bijkomen. Hij nieste nog maar eens een keer uit protest tegen deze behandeling.

“Nou, nou…je hebt een flinke kou te pakken, Wammes”, vertelde de dokter hem. Wammes schudde in gedachten zijn kopje, toen hij deze domme woorden hoorde. Dát hoefde je hem niet te vertellen, want dat wist ie zelf óók wel!

“Eigenlijk zou Wammes naar het ziekenhuis moeten”, zei de dokter bezorgd.

Nee, hè! Valt dát even vies tegen! Wammes kreeg een hoestbui bij het idee alleen al, want hij wilde absoluut niet! Maar gelukkig: Olivia had een oplossing!
“Ik heb een veel beter plan, dokter”, zei ze “Als ú  de goede medicijnen aan Wammes geeft, zorg ik voor een verpleegstersvogeltje en kan Wammes thuisblijven”.

De dokter dacht even na en knikte toen: “Lijkt me een goed plan. Ik ken trouwens een hele goede verpleegster. Ze woont hier vlakbij en je raad nóóit hoe ze heet!” En éven verschenen er pretlichtjes in zijn ogen. Nou…en omdat de dokter zei, dat Olivia het tóch nooit zou raden, probéérde ze het niet eens.

“Ze heet Olivia!”, riep de dokter triomfantelijk.

Bij het horen van die naam begon het hartje van Wammes sneller te kloppen. Oeps…er ging iets gebeuren, dat vóelde hij gewoon. Om zich een houding te geven, veegde hij snel zijn neusje aan zijn zitstok af en krabde zich daarna achter de oortjes.

Een poosje later ging zijn huisdeurtje opnieuw open. Wammes wilde al wegduiken, maar tot zijn stomme verbazing kwam er zomaar een andere kanarie naast hem zitten.
”Tjiep, tjiep . . . , ik ben het verpleegstersvogeltje en ik kom voor je zorgen, tjiep, tjiep”, zei de vogel.
“En heet jij Tjiep, tjiep?”, zuchtte Wammes en hij dacht: “Wat een stomme naam, zeg!”.

“Nee hoor!”, lachte de kanarie en haar rode kuifje wipte vrolijk op en neer. “Ik heet Olivia, net zoals die mevrouw daar voor de huisdeur. Ik roep alleen maar 'tjiep, tjiep', omdat vrouwtje kanaries niet kunnen fluiten, dat weet je toch? Maar weet je eigenlijk waaróm dat niet gaat?”
Wammes schudde vertwijfeld zijn kopje.

“Vrouwtjes vinden het leuk als mannetjes naar hen fluiten. Ze zéggen vaak van niet, maar heel vaak is dat wél zo! En om aandacht te trekken, roepen ze “tjiep, tjiep!”,  proestte Olivia van de lach. Meteen werd ze weer ernstig: “Zo…en nu moet je eerst je medicijnen innemen”.

Weet je wat er toen gebeurde?

Olivia, de verpleegsterskanarie met haar rode kuif, zorgde zó goed voor Wammes, dat hij snel beter werd.
Na een paar dagen hoefde hij niet zo vaak meer te niezen en begon de pijn in zijn keeltje minder te worden. Binnen twee weken was zijn verkoudheid foetsie. Goed, hè?

Op een mooie zomeravond zaten Wammes en Olivia naast elkaar op een stokje naar de grote wereld buiten de kooi en uit de ramen te kijken.

Wéér begon het hartje van Wammes sneller te kloppen, maar nu niet van angst. Zou hij het wagen, zou hij het zeggen?
Hij legde heel voorzichtig zijn vleugeltje om de schouder van Olivia. Ze keek hem aan, maar zei verder niets. Wammes verzamelde alle moed bij elkaar die hij kon vinden, schraapte zijn keeltje eens en fluisterde:

“Lieve Olivia, ik bén op je!”.

Olivia zuchtte diep bij het horen van deze lieve woordjes, legde haar kopje op Wammes’ schouder en zweeg. Ze hóefde niets te zeggen: Wammes wist genoeg.
Zo keken ze stilletjes naar de prachtige zonsondergang in de grote mensenwereld en besloten samen een nieuw leven te gaan beginnen.

En toen de grote Olivia naar de tortelduifjes kwam kijken, begon Wammes heel zachtjes te fluiten en zei met een verliefd stemmetje:

”Ik heb nu mijn eigen kleine Olivia. Dank je, dank je wel voor het vogeltje, dat je mij gegeven hebt!”.

 

(wordt vervolgd!)

[ Rie Kana ]

 

 (Aflevering 4)

Op ontdekkingsreis

Weet je nog hoe de vorige aflevering over de belevenissen van Wammes eindigde? Ik zal even je geheugen opfrissen.

De kleine gele kanarie met zijn witte staart is heel erg ziek geweest. Dankzij de medicijnen van de dokter, maar vooral dankzij de hele deskundige verpleging van het verpleegstervogeltje Olivia was Wammes weer snel beter.

En daarna…wat gebeurde er daarna?

Wammes kreeg vlindertjes in zijn buikje als hij aan Olivia dacht. Ja, ja…hij was stapel mesjokke op dat vrouwtje. Gelukkig was Olivia ook op hem en dat beloofde wat voor de toekomst!

Helaas kon zijn vriendinnetje nog niet bij Wammes blijven. Zijn huisje was wel een beetje klein voor twee kanaries. De grote Olivia op twee benen moest eerst op zoek naar een grotere woning. En als ze dat had gevonden, mocht de kleine Olivia op twee pootjes vast en zeker bij Wammes komen wonen.

Deze was  inmiddels helemaal aan zijn nieuwe omgeving gewend en had geen heimwee meer naar zijn vriendjes. Om je eerlijk de waarheid te zeggen: Wammes dácht eigenlijk niet meer aan hen. Hij had heel andere dingen aan zijn kopje.

Op een dag zat Wammes opgewekt een eigengemaakt liedje te fluiten. Hij miste Olivia best wel, hoor. En terwijl hij zat te fluiten, kreeg Wammes ineens een fantastisch idee! Hij zou dit liedje als een serenade aan zijn meisje gaan brengen! Hij wipte bij deze gedachte alleen al opgewonden van het ene stokje naar het andere! Oh ja…voor wie dat per ongeluk even niet weet: een serenade is een muzikale bewondering laten horen aan iemand waar je veel van houdt. Je kunt natuurlijk tegen je vriendje of vriendinnetje zeggen: “Ik houd van je”, maar je kunt deze vier kleine woordjes óók zingen. En dat is véél leuker!

Ineens hield Wammes midden in een langgerekte toon op met fluiten. Hij voelde dat er iets was en keek spiedend om zich heen. Even dacht hij dat er weer van die nare zwarte kraaien langs het raam vlogen. Wammes moest niks van die engerds hebben. Hij was zelfs een beetje bang voor die griezels.

Nee . . . dát was het gelukkig niet. Hij keek nog eens . . . en nog eens . . . en zijn snaveltje viel open van verbazing! Zag hij het goed? Wammes geloofde zijn oogjes niet, maar het was toch écht waar! Oeps . . . de deur van zijn huisje stond wagenwijd open en zijn verzorgster was in geen velden of wegen te zien!

Wauw! Dat werd superspannend! Wammes hield even zijn adem in. Hij stak eerst voorzichtig zijn snaveltje buiten de deur en ging daarna in de deuropening zitten. Hij keek nieuwsgierig om zich heen en krabde zich eens achter de oortjes. Wammes dacht: “Deze kans moet ik met beide pootjes grijpen; die mag ik niet laten liggen!”.

Hij verzamelde eerst nog wat moed, want op avontuur gaan is beslist geen kleinigheid. Na een beetje aarzelen waagde Wammes uiteindelijk de sprong en wipte zijn huisje uit. Hij hád al gezien dat aan de drempel van de deur een zitstokje zat en dat was bar handig. Zo hé…dat durfde hij toch maar! Hij was apetrots op deze prestatie.

Nu de eerste stap was gezet, was de volgende natuurlijk hartstikke eenvoudig. Nou ja…eenvoudig…dat moest nog blijken! Toch nog een pietsie angstig wilde Wammes maar wat graag zijn vleugels uitslaan. Hij hoopte alleen stiekem, dat hij niet was vergeten hoe hij moest vliegen, want dat was zó lang geleden!

Waar zou hij naar toe gaan? Een beetje dicht bij huis blijven leek hem wel verstandig.

Aha . . . dáár zag hij een plekje waar hij naar toe kon vliegen. Hij schatte de vliegafstand en bedacht dat het moest lukken. Wammes haalde diep adem, sloot heel even zijn oogjes en hup . . .

Zijn rikketik ging als een razende tekeer toen hij enkele seconden later precies op de plaats landde, die hij in gedachten had. Hallo . . . dat had hij toch maar mooi voor elkaar gekregen! En triomfantelijk keek Wammes achterom in de hoop, dat iemand zijn vlucht had gezien.

Tot zijn grote verbazing hoorde hij de grote Olivia roepen: “Goed gedaan, jochie!”. Wammes was zó in zijn kunst- en vliegwerk verdiept, dat hij haar niet eens had horen binnenkomen. Hij was aan de ene kant blij met dit compliment, maar hij schrok zich aan de andere kant het mikmak.

“Als ze nou maar wéér niet met zo’n grote vlerk komt om me te vangen”, schoot het door hem heen en hij zocht al stiekem naar een ontsnappingsroute.

Gelukkig was dat niet nodig, want Olivia ging op haar gemak in haar eigen stoel zitten om te kijken wat Wammes allemaal deed.

 Klik om het *.wav-bestandje te downloaden en af te spelen.
[ Heb je de windows mediaplayer geïnstalleerd? 
Klik dan op Wammes hierboven om z'n mooie zang te horen ]

En wat dacht je wat . . . Wammes genoot volop van zijn vrijheid! Hij trippelde over het aanrecht in de keuken (zo heet dat in mensentaal). Dat was namelijk de plek die Wammes had uitgezocht. Tjonge, jonge zeg . . . had die even dikke pret! Zijn oogjes straalden van plezier en zijn stemmetje liet tussen de bedrijven door de mooiste melodietjes horen. Er stonden allerlei geheimzinnige dingen, die geheid moesten worden bekeken en onderzocht. Waar die handel voor gebruikt werd, wist Wammes niet en het zou hem worst wezen ook. Hij snuffelde hier aan, pikte daar iets weg en kon maar niet genoeg krijgen van de nieuwe wereld om hem heen.

Een hele poos later vond Wammes dat het tijd werd om naar huis te gaan. Hij werd moe en kreeg honger: zijn maagje begon te knorren. Trouwens, zijn keeltje was droog geworden van het zingen en moest beslist gesmeerd worden.

Tja, nu komt  prompt de spannende vraag: “Hoe moest Wammes de weg naar huis vinden? Staat er soms ergens in de kamer een richtingaanwijzer, waarop geschreven is: “deze kant op”?”.

Nee, dat is natuurlijk flauwe kul. Alle vogels hebben van nature een feilloos richtinggevoel. Denk maar eens aan de vogels, die hele lange reizen moeten maken om in de winter in Afrika te kunnen wonen. Ze hebben écht geen routeplanner nodig om te weten welke kant ze op moeten.

Wammes ging op het randje van het aanrecht zitten en zwoefff…hij vloog rechtstreeks naar huis en landde keurig netjes op het stokje voor zijn deur. Wammes hipte direct naar binnen en ging tevreden eten en drinken. Hij was weer veilig thuis.

’s Avonds zat Wammes nog lang van deze mooie dag na te genieten. Hij dacht: “Jeempie . . . heb ik even een fantastisch avontuur beleefd! Dát ga ik mijn lieve Olivia vertellen!”.

En met een glimlach op zijn snaveltje viel Wammes vermoeid in slaap.

(Wordt vervolgd)

[ Ria Kana ]

 

 

(Aflevering 5)

 

De droom 

Hallo hé…Wammes was toch wel héél diep in slaap. Maar ja, hij was natuurlijk hartstikke moe. Het gebeurt tenslotte niet iedere dag, dat een kleine gele kanarie met een witte staart zo’n fantastisch avontuur beleeft.

Wammes droomde over zijn belevenissen en hij piepte zo nu en dan in zijn slaap en had kennelijk dikke pret. Hij zag het allemaal weer voor zich: de deur van zijn huisje die wagenwijd openstond; zijn zeer moedige daad om naar buiten te wippen; die geweldige eerste vlucht en als hoogtepunt van de dag: de heerlijke ontdekkingsreis.

Voordat ik met mijn verhaal verder ga, moet ik eerst iets uitleggen.

Ik denk, nee…eigenlijk weet ik dat wel zéker…dat je wel eens eng hebt gedroomd. Als dat gebeurt en je wordt bang wakker, dan ga je vast en zeker naar je vader of moeder om ze te vertellen, dat je angstig hebt gedroomd. Je vader of moeder zegt dan: “Je hebt een nachtmerrie gehad”. Oh ja, je weet dat natuurlijk wel, maar voor het geval je het even was vergeten: een merrie is een vrouwtjespaard. Tja…en waarom zo’n angstige droom een nachtmerrie heet, weet ik niet, want het heeft niets met een paard te maken en ook niet met meisjes (hoop ik). Misschien is dit woord wel bedacht door een meneer die bang is voor meisjes. Weet jij veel?

Héél, héél lang geleden dachten de mensen, dat witte luchtelfen (wat zijn dát nou weer?) de mensen met een enge droom kwamen plagen. Ja hoor…flauwe kul natuurlijk, dat snap je wel.

Terug naar ons verhaal.

Wammes was dus heerlijk aan het dromen en ook in zijn droom moest hij een keer naar huis terug. In het echt vloog hij rechtstreeks naar zijn aanvliegstok en dat wilde hij in zijn droom opnieuw doen. Tja, en toen kwam zijn nachtmerrie plotseling op bezoek!

Want hij droomde dat de stok buiten de deur ineens weg was en plof….Wammes verloor zijn evenwicht en duikelde werkelijk van zijn stok. Met een klap belandde hij onder in zijn kooi! Schrikken! Hij was natuurlijk gelijk klaarwakker! Gelukkig had het schelpenzand zijn val gebroken.  

Wammes bleef even verdwaasd zitten en zijn hartje ging als een razende tekeer. Wát een avontuur!

Ook Olivia op twee benen schrok zich het mikmak. Met grote angstogen staarde ze naar de kooi. Ze haalde opgelucht adem, toen ze zag dat Wammes vol verbazing zijn kopje schudde.
“Sufferd, je laat me schrikken!”, mopperde Olivia en ging door met haar werk.

Wammes wipte haastig terug op zijn zitplaats en hij vroeg zich af wat er nou toch gebeurd was. Hij snapte er werkelijk geen bal van (wij weten vaak wat we gedroomd hebben; een vogeltje niet).

Het manneke haalde voor alle zekerheid zijn snaveltje een keer over zijn stokje. Hij had het vervelende gevoel dat er een beetje zand op het puntje van zijn neus zat en dat kriebelde zo.

Wammes kreeg éven een ondeugend idee:
“Zal ik Olivia op twee benen eens in de boot nemen? Als ik een paar keer flink hard ga niesen, denkt zij vast en zeker dat ik weer ziek ben. Zij gaat dan absoluut mijn eigen Olivia halen om me te verplegen. Heb ik mijn meissie lekker bij me!”.
Die gedachte deed hem stiekem proesten van het lachen.
Nee hoor, dat plannetje werd meteen in de prullenbak gemikt, want zoiets is niet eerlijk. Maar wel leuk bedacht!

Toen Wammes weer helemaal bij zijn positieven was, ging hij eerst eens onderzoeken of er niets  kapot was. Hij voelde niks en hij kon alles bewegen, maar je weet nooit. Ook een vogeltje kan gekneusde ribbetjes oplopen.
Wammes spreidde zijn vleugeltjes uit en tot zijn grote opluchting zag hij nergens bloed. Die dingetjes waren dus niet stuk. Dat zou een ramp zijn, want dan was hij vleugellam.

Wist je, dat Wammes tijdens dit hele onderzoek op één pootje op zijn stok bleef zitten?
Moet jij eens proberen: op één been gehurkt op een hele smalle evenwichtsbalk gaan zitten en met je handen in je zij. Je zou toch van pure ellende van die balk knetteren!

Wammes niet; die is niet uit zijn evenwicht te krijgen!

(Wordt vervolgd)

[ Rie Kana ]

 

 

(Aflevering 6)

De Droom (vervolg)

In de vorige aflevering heb ik verteld dat Wammes van zijn stok (wij zouden in mensentaal zeggen: uit zijn bed) getuimeld was, omdat hij bar griezelig had gedroomd. Gelukkig had onze brokkenpiloot geen vervelende dingen aan zijn buiteling overgehouden. Daar was hij natuurlijk maar wát blij mee. Wammes zou bijna juichen van blijdschap.

“Ja hoor! Oen! Een kanarie kán helemaal niet juichen en andere vogels ook niet”, hoor ik jullie al zeggen.

Hè, hè, dat weet ik óók wel. Daarom schrijf ik: “Wammes zou bijna juichen!’.

Het zou anders wel een komisch gezicht zijn, zeg. Zie je het al voor je? Alle mussen zitten op het randje van het dak van de schuur en hup…daar gaan de vleugeltjes als armen omhoog en alle mussen doen mee aan de wave.

Lachen!

Toen Wammes met zijn onderzoek klaar was, rekte hij zich eens flink uit. Zo…dát was achter de rug en hij besloot dat hij maar moest gaan ontbijten.

Nu deed Wammes net of er geen vuiltje aan de lucht was en dat hij een ontzettend stoer vogeltje was, maar dát was mooi mis! De schrik zat nog steeds een pietsie in zijn pootjes. Een beetje bibberig hipte Wammes naar zijn waterbak en nam een flinke slok.

Goeiemorgen hé…dáár knapt een vogeltje van op! En zéker een kleine gele kanarie met een witte staart, die net zo’n smak achter de rug heeft. Dat hoefde duidelijk voor Wammes niet meer. Hij had veel liever een smak(kerd) van zijn kleine Olivia; dat smaakte tenminste naar meer!

“Trouwens, wanneer zou Olivia op twee benen nou eindelijk eens op zoek gaan naar een groter huis voor mij?”, bedacht Wammes opeens. “Zij heeft gezegd dat ze dat zou doen en beloofd is beloofd! Ik wil héél graag dat Olivia op twee pootjes bij mij komt wonen”.

En Wammes droomde even hoe dat zou zijn. Beslist geen nachtmerrie. Dat wist hij zeker!.

Wammes bedacht ook, dat het maar verdraaid lastig was, dat die twee dames dezelfde namen hadden. Hij ging een oplossing bedenken.

Wammes fronste zijn wenkbrauwen en er verscheen een diepe rimpel boven zijn neusje. Hij piepte van het ingespannen denken en pats! De oplossing schoot in zijn gedachten!

“Gevonden!”, giechelde hij, “Vanaf dit moment geeft ik Olivia op twee benen gewoon een bijnaam. Ik noem haar “Appeltje”. Nu kan ik me tenminste niet meer vergissen”.

 

Wammes gaf zichzelf in gedachten een schouderklopje en tevreden met deze oplossing maakte hij de overstap van zijn waterbak naar zijn voerbakje. Dit bakje was tot aan het randje gevuld en die kleine kon heerlijk op zijn gemak zijn buikje vol eten. Hij smulde van de zaadjes die hem zo aanlokkelijk lagen toe te lachen.

Nu moet ik er wél bij zeggen, dat Wammes niet alles lust van wat er in zijn bakje ligt. In zijn voer zitten kleine zwarte korreltjes, die hij beslist niet lekker vindt en absoluut niet opeet. En weet je wat dat gekkie met die korreltjes doet? Hij laat ze niet in zijn bakje liggen…nee…meneer haalt die pitjes er uit en…mikt ze met een gerust geweten de kooi uit en hup…op de grond. Nee, dáár zit Wammes niet mee, hoor! Als hij ze maar kwijt is!

Dat zouden jullie eens moeten proberen met de groente die je niet lust, zeg! Ik heb zo’n donkerbruin vermoeden, dat je binnen zéér korte tijd een fikse uitbrander voor je kiezen had. En de opdracht om die knoeiboel direct op te ruimen.

Bij Wammes ligt dat ff anders. Die gaat vrolijk door met roeren in zijn voerbak om die vieze dingen zo snel mogelijk over de vloerbedekking uit te strooien. Appeltje ruimt de rommel wel op (ja, ja, ik gebruik gelijk de bijnaam van Olivia op twee benen; dan kunnen jullie eraan wennen).

Als Wammes klaar is met eten, veegt hij zijn snaveltje weer lekker aan zijn stokje af, want Wammes heeft nou eenmaal geen servet. Dat is soms best lastig.

Maar weet je wat voor Wammes lekker fijn is? Hij hoeft nooit te helpen bij het afruimen van de tafel én hij hoeft nooit te helpen met de afwas. Die is er namelijk niet. De bofkont!

Ik persoonlijk heb echt een bloedhekel aan de vaat afwassen, dat mag je gerust weten. Maar misschien staat er bij jullie thuis wel een afwasmachine. Dan ben je óók een bofkont!

Goed…Wammes had dus genoeg gegeten en gedronken. De bibbertjes waren inmiddels uit zijn pootjes en het werd de hoogste tijd om te gaan kijken of Appeltje de deur van zijn huisje had opengezet.

Dat was inderdaad gebeurd. Wammes knikte goedkeurend en ging in de deuropening zitten. Hij moest zich gaan voorbereiden op het volgend onderdeel van zijn ochtendprogramma.

En wat dát is, vertel ik de volgende keer!

(wordt vervolgd)

[ Rie Kana ]

 

 

(Aflevering 7)

In bad (1)

Wammes knikte in de vorige aflevering goedkeurend, toen hij zag dat het deurtje van zijn huisje openstond. Hij ging in de deuropening zitten om zich klaar te maken voor het volgende onderdeel van zijn eigen ochtendprogramma.
Wát Wammes precies van plan was, weet ik niet, maar ik denk dat hij op slag van gedachten veranderde. Wammes zag namelijk iets nieuws in de huiskamer van Appeltje. Hij wist niet wat het was en zoiets moet natuurlijk met de meeste spoed bekeken worden. Zo zijn nu eenmaal nieuwsgierige vogeltjes.
Ho…voordat ik verder ga, moet ik ff iets uitleggen.

Toen Appeltje het huisje van Wammes gekocht had, nam ze ook een badje mee. Ze deed daar iedere dag water in en hing het een poosje in de deuropening van Wammes’ huisje. Appeltje dacht: “Ik vind het héél lekker als ik onder de douche ben geweest. Wammes zal het ook wel fijn vinden en als hij zin heeft, kan hij nu in bad”.
Maar helaas….óf Wammes had geen zin, óf Wammes heeft flink last van watervrees! De smeerdot ging niet in bad…mooi niet! Of zou hij misschien dat badje te klein vinden?
We gaan terug naar ons verhaal.

Ons gevleugeld vriendje mag dan nieuwsgierig zijn, maar hij is beslist geen waaghals. Wammes keek een beetje wantrouwend naar een geheimzinnig ding op de grond en krabde eens achter zijn linkeroor. Wat moest hij dáár nou weer mee!
Na enig aarzelen besloot hij eerst de sprong te wagen en van zijn stokje af te gaan. Hij wist zeker dat dát geen kwaad kon. Eenmaal op de grond deed hij voorzichtig een paar stapjes in de richting van dat vreemde ding. Wammes was een beetje argwanend. Hij keek goed uit zijn doppen, zodat hij bij gevaar snel naar zijn kooi kon vluchten. Maar dat was niet nodig: het ding bewoog niet.
Wammes haalde opgelucht adem en hij kon het onderwerp van zijn belangstelling nu beter zien. Hij ontdekte een vrij groot voorwerp met een soort kuil erin. Toen Wammes nog iets dichterbij hipte, viel zijn snaveltje open van verbazing.
“Verhip”, fluisterde hij vol ontzag. “Het lijkt wel of er wáter in dat gevaarte zit!”.
En gefascineerd staarde Wammes naar dat ronde geval op de grond dat nog steeds niet bewoog.

Luister eens….ff een ander praatje tussendoor.
Appeltje had natuurlijk wel gezien dat Wammes niet in bad ging. Ze moest daar iets op verzinnen, want een vogeltje dat zich niet wast, is een viespeuk.
Dat is trouwens bij ons mensen, precies hetzelfde. Er zijn kleine en grote mensen die bang zijn voor water en zeep. Ze gaan nooit of bijna nooit onder de douche en krijsen de hele buurt bij elkaar als er een washandje over hun toet gehaald wordt. Bah!
Appeltje zette een diep bord (wij zouden dat een “soepbord” noemen) op de grond en deed er water in. Misschien trapte Wammes er in. Hij is nieuwsgierig, niet waar?

Nog even stond Wammes te twijfelen, maar toen trok hij tóch de stoute schoenen aan (écht grote mensentaal. Heb jij wel eens een vogel gezien, die schoenen draagt? Ik niet!). Wammes trippelde nu naar het bord. Hij voelde zich een hele Piet, omdat hij dat zomaar durfde. Wammes wandelde vastberaden om het bord heen en bekeek het aan alle kanten. Hij had in de gaten, dat hij gerust op het randje kon gaan zitten, dat gaf niks.
Toen Wammes in het water keek dat in het bord zat, zag hij een kleine gele kanarie met een witte staart, die schelpenzand op zijn kopje had. Dat had hij overgehouden van zijn koprol onder in de kooi. Nu wist Wammes gelijk waar dat kriebelig gevoel vandaan kwam. Hij had al een paar keer zijn kopje geschud, maar dat had geen fluit geholpen. Wammes wilde dat zand wel kwijt en ja, ja…wáter is een uitstékend wasmiddel voor smeerpoetsvogeltjes!
Mmm…hoe zou hij dat aanpakken…ff denken. Een beetje schuchter stak Wammes het puntje van een teentje in het water dat prompt begon te rimpelen.
“Hi, hi…het lijkt wel een lachspiegel”, gniffelde Wammes en trok nog eens een gekke snavel.
Overmoedig geworden door dit kleine succes stopte Wammes eerst een hele teen en daarna zijn linker pootje in het water. Hij trok toen snel zijn pootje weer terug en bleef roerloos op de rand van het bord zitten. Wammes moest ff op adem komen, want dit was een hele belevenis.
Maar nu? Wammes dacht diep na en knikte toen tevreden. Hij wist wat hij eerst ging doen. Hoewel het water niet koud was, wilde Wammes eerst zijn lijfje aan dat vreemde laten wennen.
Jullie doen dat ook, hè? Als je gaat zwemmen: eerst je armen, je benen en je gezicht een beetje nat maken en dan…hup…het water in. Duiken of springen.
Wammes wipte nu definitief het water in; hij had zijn watervrees overwonnen. Hij nam eerst een beetje water in zijn snavel en gooide dat over zijn kopje. En nog een drupje en nog een spatje. Daarna zakte hij door zijn pootjes en ging in het water zitten. Brrr…dat voelde toch een beetje koud aan zijn buikje, hoor! En toen hij zich schudde, kwamen een paar spettertjes water pardoes op zijn rug. Wammes huiverde even, dacht één moment aan opgeven, maar besloot tenslotte toch door te zetten.
“Doe niet zo kinderachtig, joh”, zei hij bij zichzelf. “Je bent al nat, ga nu maar helemaal”.
En Wammes haalde diep adem, stak zijn kopje onder water en kwam proestend weer boven. Hij begon met zijn vleugeltjes te wapperen en draaide helemaal in het rond. Het water vloog alle kanten op. Onze spetter spetterde en spetterde dat het een lieve lust was. Toen hij eenmaal de smaak te pakken had, wist hij niet meer van ophouden.
Hij vloog uit zijn bad, wapperde ff met zijn vleugels en wipte weer terug het water in om het hele ritueel van vooraf aan te herhalen.
Eindelijk vond Wammes het genoeg. Nou ja, er zat bijna geen water meer in zijn bord, dus hij moest wel stoppen.
Hij had geen zandkorreltjes meer op zijn kopje en tussen zijn veertjes hoorde hij niets meer knarsen. Tjonge, jonge, wat was hij schoon!
En trots als een pauw wandelde Wammes naar…….

(wordt vervolgd) 

[ Rie Kana ]

 

 

(Aflevering 8)

In bad (2)


Oeps…waar was ik gebleven? Mmm…ff denken…oh ja, ik weet het weer!
Wammes was in bad geweest. De smeerpoets had dat zomaar gedurfd: koppie onder en spetteren maar. Wát een avontuur!
Het vorig verhaal eindigde met: En trots als een pauw wandelde Wammes naar…

 

Voordat ik met mijn verhaal verder ga, moet ik eerst iets rechtzetten. Wat is namelijk de truc? Een vogel kán helemaal niet wandelen! Dom, dom, dom! Kijk maar in de tuin (als je die hebt), in een weiland, of gewoon op straat.
Zie je daar bijvoorbeeld een mus stoer de ene poot voor de andere zetten en grote stappen nemen? Vleugels op zijn rug, laarzen aan, omdat anders zijn pootjes nat worden. Het heeft net geregend en de mus wil lekker door de plassen banjeren. Jij toch ook?
Nee hoor, een vogel gaat met kleine sprongetjes op twee pootjes tegelijk vooruit. Wij, mensen (en soms rare vogels) noemen dat “hippen” of “huppelen”, maar dat weet Wammes niet. En nou moet je niet denken, dat Wammes dit lang kan volhouden, hoor! Deze beweging is voor een vogel heel vermoeiend.

Ja, hallo, hé…nu dwaal ik wel érg ver van mijn verhaal. Terug naar ons onderwerp: de kleine gele kanarie met zijn witte staart.
Trots als een pauw hipte Wammes naar een plekje, waar Appeltje hem niet zo gauw zou zoeken. Hij wilde zich namelijk in alle rust afdrogen en opknappen en daar had hij geen pottenkijkers bij nodig.
“Ze kunnen me wat”, sputterde Wammes. “Ik ga mooi niet in mijn eigen woonkamer zitten, want dan kan iedereen me zien. En dat hóef ik ff niet!”.
Bij Appeltje hangt in de woonkamer onder de vensterbank een radiator. Daar kun je in de winter met je rug tegenaan zitten als het bibberkoud is. Lekker warm. En ónder die radiator zit een smalle houten lat tegen de muur gespijkerd. Zo’n ding heet een plint, maar dat zal jou een zorg zijn.
Wammes had die lat al een keer gezien, toen hij over de grond huppelde.
“Verhip”, dacht hij toen. “Als ik nog eens met Olivia, mijn meisje, verstoppertje ga spelen, weet ik een mooie schuilplaats. Ik ga gewoon onder de radiator op de plint zitten. Dan vindt ze me nooit!”.
“Ach, misschien kómt Olivia niet eens meer”, bedacht Wammes daarna een beetje verdrietig. Maar die gedachte schudde hij snel van zich af. Daar moest hij niet aan denken.
Ja, ja, die verstopplaats was eigenlijk de beste poetsplek die hij kon bedenken. En vóór Appeltje het goed en wel in de gaten had, was Wammes foetsie.
“Zie zo, poppenkassie gezien? Wammes weg. Die truc is gelukt”, constateerde Wammes tevreden en hij grijnsde van oor tot oor.

Als Wammes in bad is geweest, wordt zijn verenpak een rommeltje…niet te krap! Dat ziet er écht niet uit! Wammes heeft geen spiegel om te kijken of hij alle veertjes wel weer op de juiste plaats heeft gelegd. Hij moet dat op de tast doen. Helemaal geen punt voor die kleine, want moedertje Natuur heeft hem – toen hij uit zijn ei gekropen – was precies verteld hoe hij dat moest doen.

“Bij het begin beginnen en da’s bij mij m’n staart”, bromde hij zachtjes. Wammes kon wel leukere karweitjes bedenken. Dit vond hij drie keer niks. Wammes piepte van inspanning, want hij moest zich in allerlei bochten wringen om het puntje van zijn staart te pakken. ’t Is ook geen geringe opgave, zeg. Probeer jij maar eens met je tanden aan je achterwerk te krabben als het daar jeukt. Dan moet je verdraaid lenig zijn!
Toen Wammes eenmaal zijn staartpennen weer fatsoenlijk op een rijtje had gelegd, ging de rest wat makkelijker. Dat wil niet zeggen, dat hij één, twee, drie met dit klusje klaar was. Nee…een beetje vogel is daar wel een uurtje mee in de weer. Wammes werkt op zijn gemakkie vanaf zijn staart naar boven. Het lijkt soms wel of zijn kopje los op zijn lijfje staat, want dat draait alle kanten op. En hij kan zijn snavel niet dichthouden. Die heeft hij hard nodig. 
Als Wammes bijna klaar is, moet hij nog één keer een acrobatische toer uithalen. De borstveren moeten onder snavel (wij zouden zeggen: “onder handen”, maar die heeft Wammes niet) genomen worden. De boel moet natuurlijk ook dáár in orde zijn. En het valt niet mee om je snavel tegen je keel aan te drukken.
“Hè, hè, eindelijk klaar!”, zuchtte Wammes, nadat hij het laatste rommelveertje goed had neergelegd. “Mooi, dat ik voorlopig niet meer in bad ga. ‘k Ben een beetje gek, zeg. Veel te veel werk!”

Werken maakt hongerig en Wammes vond, dat hij best wat eten had verdiend. Hij hipte onder de radiator vandaan en keek even of Appeltje wel had gezien hoe mooi hij was. Geloof het of niet: Wammes is een ijdel vogeltje. Hij draait nog nét niet met zijn gatje, maar dat scheelt niet veel.
En ja, hoor…Appeltje had hem gezien en onder haar goedkeurend gefluit vloog Wammes naar zijn woonkamer. Hij kon zijn knorrend maagje tevreden gaan stellen: zijn voerbakje zat lekker vol.
Na het eten ging Wammes op zijn stokje zitten om van al die vermoeienissen uit te rusten. En terwijl hij bedacht, dat hij toch wel een druk baasje was, voelde Wammes zijn oogjes zwaar worden, héél zwaar en….

Wammes sliep!

Rie Kana.


(Aflevering 9)

Snoep!

Wammes was er nu helemaal aan gewend om in bad te gaan Eigenlijk vond hij het een heel avontuur en hij gaf niks om de waterspatjes in zijn oogjes. Die veegde hij er wel weer uit. Wammes had heel goed in de gaten, dat Appeltje ieder dag weer benieuwd was, of hij boze plannen had om het water op te zoeken. Eerlijk gezegd nam Wammes zijn Appeltje wel eens in de boot, hoor! Dan deed hij nét alsof hij in bad ging, holde (oh nee: hipte) op het laatste moment hard weg en nam een snoekduik onder de radiator, waar hij stiekem zat te lachen: “Ha, ha, die Appeltje! Heb ik die even mooi bij de neus!”. De ondeugd!

Meestal maakte Wammes er een spectaculaire show van. Appeltje genoot met volle teugen als ze hem op het randje van zijn badje zag zitten.
Ze zegt vaak blij: “Zo kereltje, ga je vandaag weer lekker zwemmen?”
Nou, als ze dát zegt, schudt Wammes in gedachten zijn kopje over zoveel onverstand en denkt met binnenpretjes: “Appeltje weet er geen snars van. Ze ziet toch, dat ik geen zwembroek aan heb. Hoe kan ik dan gaan zwemmen? Gaat Appeltje soms in haar badpak of kibini (Wammes weet niet dat zoiets een bikini heet, hoor!) onder de ‘grote-mensen’douche? Nee? Nou dan!”.

Weet je wat hij óók leuk begint te vinden? Hij poetst en strijkt dat het een lieve lust is. Ik vertelde je in de vorige aflevering, dat Wammes giga ijdel is. En een ijdel vogeltje wil er natuurlijk hartstikke mooi uitzien. Als hij in zijn woonkamer zit, gaat Wammes direct alle veertjes onder de snavel nemen. Zelfs onder zijn vleugeltjes (wij zouden zeggen: onder zijn armen) weet hij ieder veertje feilloos te vinden en op de juiste plaats te leggen. Vroeger had hij er een bloedhekel aan, maar nu begint hij het zelfs leuk te vinden. Zo zie je maar weer: óók een vogeltje kan van mening veranderen.
Toen Wammes op een morgen wakker werd, rekte hij zich eerst eens flink uit. Hij flapperde met zijn vleugels, één voor één, want anders verliest hij zijn evenwicht. Wammes wilde op één pootje gaan zitten, maar van dat plannetje kwam hij snel terug. Hij duikelde bijna wéér van zijn stok!
“Au, verhip!”, kreunde Wammes zachtjes. “Ik krijg kramp in mijn kuit!”. Heel voorzichtig strekte hij zijn pijnlijke pootje en probeerde met zijn drie teentjes te wiebelen. Zijn tongetje hing van pure inspanning uit zijn snaveltje. En zowaar…dat lukte! Wammes haalde opgelucht adem, blij dat de pijn opgehoepeld was.
“Ik ga eerst wat eten, want mijn maagje rammelt van de honger. Een goed ontbijt gaat er altijd in”, mompelde Wammes. “En daarna wat water drinken. Lijkt me ff nodig, anders droog ik uit”.

Maar wat was dat nou? Wammes keek eens om zich heen. Waar bleef Appeltje toch? Het is al lang licht buiten. Anders wordt hij ’s morgens enthousiast door Appeltje begroet en krijgt hij gelijk vers water. Appeltje is nergens te bekennen!
Wammes wipte onrustig heen en weer, want dit was ff niet normaal, joh! 
“Waar zou ze toch uithangen?”, piekerde hij. “En hoe moet ik iemand waarschuwen als er iets met Appeltje gebeurd is?”.
Dat was best een moeilijk probleem, want Wammes is tenslotte een vogeltje en vogeltjes kunnen nu eenmaal niet opbellen. Zelfs niet met een mobieltje!
Plotseling spitste Wammes zijn oortjes. Het leek wel of er iemand aan de buitendeur rommelde. Wat was dát nou weer! Hij hoorde de deur opengaan en een mannenstem bromde iets. Oeps…hij had nare herinneringen aan mannenstemmen. Want dat betekende een grote hand om zijn klein trillend lijfje en een verhuizing naar een andere woning. Wammes begon bang te worden.
“Appeltje gaat me toch niet wegsturen?”, snikte hij bijna verdrietig. “Ik heb écht niets verkeerds gedaan!”.
Een grote meneer kwam de woonkamer van Appeltje binnen en hij liep dadelijk naar het huisje van Wammes. Deze schrok natuurlijk vreselijk en hij wachtte benauwd af wat er met hem ging gebeuren. Wammes ging voor alle zekerheid in elkaar gedoken op de bovenste stok zitten, want hij was niet van plan zich één, twee, drie te laten vangen!
Tot zijn grote opluchting was dat ook helemaal niet nodig. Hij hoorde namelijk Appeltje roepen: “Geurt, wil jij Wammes wat snoep geven? Hij heeft vandaag nog niets gehad. En hij moet óók nog schoon water hebben”.
Toen Wammes het woord “snoep” hoorde, schoot hij recht overeind. Dát was andere koek! Snoepjes? Daar lustte hij wel kilo’s van! Zijn kleine bruine kraaloogjes begonnen te glimmen van plezier en het water liep uit zijn snaveltje.
“Ja, jonkie”, zei de man vriendelijk. “Je vrouwtje is ziek en je moet het vandaag met mij doen. Ik vind het wel jammer voor je, maar je kunt vandaag niet uit de kooi”.
Nou…dáár had Wammes vandaag geen bezwaar tegen. Hij was dolblij, omdat hij niet hoefde te verhuizen. Hij wilde namelijk niet bij Appeltje vandaan. Ja, hij plaagde haar wel eens, maar dát was niet erg. Daar kon Appeltje wel tegen.
Oef! Moet je nou zijn snoepbakje zien! Helemaal vol! Appeltje was altijd zo krenterig. Nee…dan deze meneer! Wauw! Wammes wist ineens zeker, dat Geurt (ja, die naam had hij gehoord en goed onthouden) en hij het héél goed met elkaar zouden kunnen vinden. Hij mag blijven!
“Zo, en wat zeg je nu?”, vroeg Geurt toen hij het bakje op zijn plaats had gehangen.
“Piep, tjiep!”, riep Wammes vrolijk en dook gelijk in zijn overvolle snoepbak om er een lekker ding uit te halen. Hij was dik tevreden over de vervanger van Appeltje.

Wammes zat later op de dag nóg na te genieten van zijn snoepavontuur.
“Zou Geurt nog een keer terug komen?”, peinsde hij. En terwijl hij over deze brandende vraag nadacht, schoot hem een piepklein puzzeltje in de gedachte.
In de naam van die vriendelijke meneer zitten dezelfde letters als in het woordje “terug”. Dát past leuk bij elkaar.
Opgewonden over deze ontdekking wipte Wammes van het ene stokje naar het andere en hij begon spontaan te zingen: “Geurt…terug! Geurt…terug! Geurt…terug!”.
We zullen zien!

Rie Kana

 

 

(Aflevering 10)

In de afleveringen van Wammes hebben jullie een blik kunnen werpen op het leven van een vogel in een kooitje. Zo slecht is dat nog niet, dacht ik zo. Maar ja, alleen is maar alleen en ik vind het wel heel lief van Appeltje, dat ze afscheid neemt van Wammes (en wij dus ook!!!). Lees maar hoe dat zo is gekomen. Tja, vogeltjes worden volwassen en kinderen hopelijk ook. . . . op een keer gaan ze uit huis en wie dan achterblijft moet wel eens een traantje laten. Dank je wel Appeltje voor je “Dagboek van een vogel”. We hebben met je meegeleefd en hopen, dat er weer iets nieuws voor Wammes in de plaats mag komen (een nieuwe computer of zo. Erg aan te bevelen!!!)

Weg!?

Weet je nog wat Wammes zong, toen hij aan de oplossing van zijn puzzeltje dacht? Ja, ja, dat puzzeltje had hij zélf gemaakt. Goed, hè? Ik zal nog ff je geheugen laten werken.
Hij zong: “Geurt…terug! Geurt…terug! Geurt…terug!”. Een meneer die naar deze naam luistert, had hem namelijk een vol snoepbakje gegeven en hem dus enorm verwend. En geloof me maar gerust: Wammes had daar beslist geen hekel aan! Hij hoopte stiekem, dat Geurt iedere dag even terug zou komen. Oh, hij zag het al helemaal zitten! Overheerlijke snoepdingetjes! Het water liep bijna uit zijn snaveltje, toen Wammes daaraan dacht. Hij had nú al schik, die malle!

Maar toen Wammes aan Appeltje dacht, verdween de grijns van zijn snuitje. Ze was ziek en dat was erg verdrietig.
Wammes had zijn snoepbakje geplunderd en een druppie water gedronken. Hij keek eens om zich heen. Het was stil in de kamer, want die Geurt-meneer was weg en Appeltje zat op haar eigen stok in een andere ruimte.

Hè, wat zeg je nou…een stok? Ja, weet Wammes veel. Die denkt, dat ieder levend wezen op twee pootjes of twee benen op een stok gaat zitten om te slapen. Hij heeft nog nooit van een bed gehoord, laat staan gezien. Wammes ként het woord niet eens.

Nu had Wammes niemand meer om tegen te praten. Appeltje en hij kletsten heel wat met elkaar, hoor! Hij voelde zich bar alleen en Wammes begon een beetje zielig te fluiten. Geen uitgebreide en uitbundige rollers, maar korte piepgeluidjes die een beetje op zachte snikken leken. Er biggelden twee traantjes over zijn wangetjes.

Tjonge jonge, wat gaat zo’n dag langzaam voorbij als je niets te doen hebt. Wammes ging zich uit verveling nog maar een keer poetsen (Appeltje zegt wel eens “poetskatoentje” tegen hem) en beet weer op de nageltjes van zijn tenen. Ja, je moet toch wát om je te vermaken? Hij veegde zijn snavel aan zijn zitstok af, krabde zich achter de oortjes en gaapte hartgrondig.
“Phoe, phoe, ik zal blij zijn als deze dag achter de rug is!”, zuchtte hij. “Misschien is Appeltje morgen weer beter”.
En wat dacht je wat? Tot zijn supergrote opluchting zag Wammes de volgende dag Appeltje vrolijk en wel de kamer binnenkomen.
“Goedemorgen, kleine”, straalde ze. “Dát was vervelend, hè? Je moest de hele dag in de kooi blijven”.
“Ja, dát kun je wel zeggen!”, mokte Wammes eerst, maar even later begon hij lustig te fluiten. Er schoot éven een ondeugende gedachte door zijn kopje:
“Zou Appeltje soms schoolziek zijn geweest?”.
Wammes wist niet precies wat dat was, schoolziek, maar volgens hém had dat te maken met één dag ziek zijn. En het had óók iets te maken met kinderen, die plotseling buikpijn krijgen als ze een keer niet naar school willen (ken je dat?)!
Die kleine hoorde soms verhalen waar hij niets mee te maken had en die niet voor zijn kleine vogeloortjes bestemd waren. De luistervink!
Even later ging de huisdeur van Wammes open. Hij bleef opgewekt een poosje in de deuropening zitten om van zijn vrijheid te genieten. Wammes keek eens naar de radiator. Zou hij een snoekduik nemen en lekker onder de verwarming op de plint gaan zitten? Daar heeft hij het altijd ontzettend naar zijn zin.
Opeens bedacht Wammes een ander plannetje. Hij kon best eens óp de verwarming gaan kijken. Wie weet wat daar te beleven valt. Wammes is niet voor niets een nieuwsgierig vogeltje. Hij schatte de afstand van huis naar verwarming, sloeg zijn vleugels uit en belandde precies op de plek die hij in gedachten had. Knap, hè?
Wham! Wat Wammes tóen zag, ging hem écht boven zijn vogeltjespet! Er ging een wereld voor hem open! Wammes schrok zich wel ff wezenloos, toen er een paar grote zwarte vogels voorbij kwamen vliegen. Maar zijn vogelnieuwsgierigheid won het van zijn angst voor die griezels. Wammes keek zijn oogjes uit! Hij had inmiddels ontdekt, dat hij via de verwarming op de vensterbank kon komen. Daar zat hij tussen de planten en Wammes drukte zijn snaveltje bijna plat tegen het raam. Hij wilde niets van het spektakel buiten missen.
Wammes keek naar links en naar rechts en hij kreeg maar niet genoeg van alle kleuren en kleurtjes in de bloeiende tuin. Hij zag andere kleine vogeltjes voorbij komen, die er heel aardig uitzagen. Aardiger dan die zwarte engerds. En ergens hoog in de lucht scheen een groot geel ding te hangen. Dat gevaarte maakte langzaam zijn lijfje warm en dat was maar goed, want dat trilde helemaal van opwinding. Wammes zag ook een poezenbeest voorbij denderen en hij stak stiekem zijn tong naar hem uit. Die kon hem lekker tóch niet pakken! Ha, ha! Oh, wat zou hij vreselijk graag naar buiten gaan en zijn vleugeltjes verder uitslaan! Ineens wist Wammes het zeker: daarbuiten, dáár ergens moest zijn Olivia wonen! Och, kon hij haar maar gaan zoeken!
En zuchtend en hoofdschuddend ging Wammes naar zijn privé-verblijf terug. Hij voelde zich plotseling een beetje treurig.

Weet je wat nou zo vervelend was? Die treurigheid wilde maar niet ophoepelen. Wammes ging iedere dag even op de vensterbank zitten en staarde dan verlangend naar buiten.
Appeltje had dit allemaal goed in de gaten en ze had echt medelijden met hem. Wat moest ze toch aan het heimwee van Wammes doen?
Appeltje liep lang over dit probleem te denken. Ze wist eigenlijk wel een oplossing, maar dat was voor háár best moeilijk. Het trieste snuitje van Wammes gaf uiteindelijk de doorslag: ze deed het!
Een paar dagen later zat Wammes opnieuw met zijn snaveltje tegen het raam gedrukt en er biggelden weer twee dikke tranen over zijn wangetjes. Appeltje ging vlak bij Wammes in haar stoel zitten en zei zachtjes:
“Ach lieve Wammes, jochie toch, heb je zo’n verdriet? Je wilt graag naar Olivia, want je mist haar, hè kleine man? Weest maar gerust; komt allemaal goed. Ik heb naar het huis gebeld waar Olivia woont. Haar huisgenoten hebben beloofd, dat je mag komen logeren. Je huisje gaat met je mee en over een poosje kom ik je weer ophalen. Als je dan thuis komt, heb ik een groot huis voor Olivia en jou. Dan kunnen jullie bij elkaar blijven. Ik wil je niet definitief kwijt, hoor! Ik zal je vreselijk missen, maar dit is ff de beste oplossing”.
Wammes spitste zijn oortjes toen hij deze woorden hoorde. Hij verstond niet alles, maar hij begreep drommels goed wat Appeltje hem duidelijk wilde maken. Wammes vloog opgewekt naar zijn aanvliegstok en gaf daar spontaan een fluitconcert van jewelste. Wat was die kleine blij! Hij gaat naar Olivia! HOERA!
De volgende dag wachtte Wammes ongeduldig op de dingen, die gingen gebeuren. Tot zijn grote blijdschap kwam Geurt de kamer binnenlopen. Dát was een verrassing! Hij wist natuurlijk niet, dat Olivia bij Geurt woonde. De bofkont sloeg twee vliegen in één klap: met Geurt mee, dat betekende iedere dag een volle snoepbak én iedere dag bij Olivia zijn. Wauw!
Wammes wipte opgewonden door zijn kooi. Kun je je dat voorstellen? Toen Geurt zijn huisje pakte, piepte Wammes nog snel een groet naar Appeltje: “Dag Appeltje, dank je wel! Maar ik kom beslist terug, hoor! Ik wil weer bij je wonen, want je zorgt hartstikke goed voor me. En we zijn toch vriendjes?”.
Appeltje keek hem verdrietig na. Ze miste hem nu al, maar ze wist dat deze oplossing even de beste was.
Het laatste wat ze van Wammes zag, was het puntje van zijn witte staart, die parmantig door de tralie van zijn kooi stak.
“Tot ziens, mannetje!”, fluisterde Appeltje.
En nu biggelden er twee dikke tranen over háár wangen!

Rie Kana.

 

 


naar de pagina waar u vandaan kwam